Door: Geert de Rijk
REQUIEM
De Duitse componist Brahms schreef lang aan zijn Requiem, hij begon in 1856, de definitieve versie was gereed in juni 1869. Hij begon met schrijven na de dood van zijn vriend en leermeester Robert Schumann in 1856. De dood van Brahms’ moeder (in 1865) verwerkte de componist in het vijfde deel van dit muziekstuk. Het bijzondere aan Brahms’ Requiem is dat het in de Duitse taal is geschreven; tot dan toe was (bijna) ieder requiem gebaseerd op de Latijnse tekst uit de liturgie voor de overledenen. Johannes Brahms koos zijn eigen teksten uit het oude en nieuwe Testament uit de Duitstalige Luther-bijbel. Zijn keuze heeft betrekking op leed en vergankelijkheid waar tegenover hij hoop, eeuwig leven en troost stelt. Na een zeer hartelijk en toepasselijk welkomstwoord door pastoor Hagen sloeg dirigent Frank de Groot de openingsmaten voor het eerste deel.
VIOLEN
Het eerste deel opent zonder violen, de celli en contrabassen zetten een brede en statige melodie neer die uitgevuld wordt door de blazers tot een stemmige klankkleur. Het ontbreken van een deel der strijkers kan makkelijk leiden tot een wat slepende klanklawine, maar de expressiviteit en levendigheid van Frank de Groot zorgde voor een mooie klankopbouw. Het koor zette hierna mooi en ingetogen in met het “Selig sind sie die da Leid tragen”, waarbij de tenoren goed hoorbaar waren met hun inzet. Het tweede deel, “Den alles Fleisch ist wie Gras”, is zowel tekstueel als muzikaal verbonden met het 6de deel. Na de inzet door violen en klarinetten vullen hoorns, contrabassen en de pauken de muziek uit tot een soort van aanzwellende donder waarin door het koor sober en gedragen unisono de vergankelijkheid van de mens wordt bezongen. Een klein minpuntje was dat de paukenist in deze aanzwellende donderklanken wat overdonderend was, maar de tempowisseling in dit deel en de omschakeling van herfstkleur naar jubel bij “Aber des Herrn Wort” verliep uitstekend.
SOLISTEN
In het derde deel begon de muzikale bijdrage van bariton Robbert Muuse, Hij bezong daarbij puur en ingetogen de eindigheid en de grenzen van het menselijk bestaan, waarna het koor als een soort onderstreping hiervan de zinnen van de solist nazingt. Sopraan Renate Arends zong in het vijfde deel over het terugzien en troost, en deed dat jubelend met een klaterende klankwaterval die toch uitstekend in dit Requiem paste.In het zesde deel zong Robbert Muuse zijn tweede bijdrage wederom stemmig en iets minder ingetogen, en wist dirigent de Groot koor en orkest netjes door alle tempowisselingen heen te loodsen en tegelijk de spanning in een energieke en volumineuze vorm te verwoorden in de afsluitende fuga. In het zevende deel sloten koor, orkest en dirigent een boeiende, muzikale en aantrekkelijke uitvoering van Brahms zijn Requiem af. Na vijf seconden stilte barstte dan ook een langdurig en herhaald applaus los voor alle uitvoerenden aan dit muziekwerk.
Op 19 en 21 december voert Wassenaar Vocaliter
Bach’s ‘Weihnachtsoratorium’ uit in de Dorpskerk.
Door Geert de Rijk
De Dorpskerk was zondagmiddag gevuld met kinderen in alle soorten en maten: baby’s bij mama op schoot, kleuters naast vader in de bank, en grotere kinderen met hun ouders of opa’s en oma’s. Het speciale programmaboekje met tekenmogelijkheid en een puzzel voor de jeugd was al bekend uit 2006, maar dit keer kregen de kinderen ook nog speciale uitleg voorafgaand aan iedere cantate. De voorzitster van ‘Wassenaar Vocaliter’ gaf tekst en uitleg over elk uit te voeren deel, en probeerde de jeugdige muziekliefhebbers zo te boeien. Verder projecteerde de heer De Haas met een beamer beelden op de muur achter het koor. In het begin waren er dus veel kerststallen, engeltjes en herders te zien; terwijl in het vijfde, laatste deel van het ‘Weihnachtsoratorium’ de drie koningen in projectie verschenen.
Nadat dirigent Frank (“Hij is een beetje de meester van onze zangklas, en is ook niet blij wanneer wij koorleden niet luisteren”), de verschillende stemgroepen in het koor, de orkestleden van ‘Amici della Musica’, en tenslotte de vier solisten waren voorgesteld, kon het muzikale feest beginnen.
ONVERSTOORBAAR
En terwijl de kinderen aan hun tekeningen begonnen, het puzzeltje maakten of de allerkleinsten over de grond rondkropen, begon dirigent Frank de Groot aan de openingsmaten van het eerste koorstuk, het welbekende “Jauchzet frohlocket” waarmee Bach dit werk op 1ste kerstdag liet beginnen. Na een wat voorzichtige en zachte inzet door tenorsolist Gerben Houba van het eerste recitatief (Lukas 2), kwam de eerste testcase voor de solistenkwaliteit bij de aria ‘Bereite dich Zion’ door de alt Luciana Mancini. Zij zong dit stemmig en gloedvol, en wist dit de hele dienst vol te houden. Zo af en toe viel er wel eens een potlood van een kleurend kind op de grond, of er klonk wat opstandig gepruttel tegen een ouder die een kind tot stilte probeerde te manen. Dat deed echter niets af aan de uitvoerings-kwaliteit en het zangplezier bij koor, orkest en solisten. Onverstoorbaar, althans niet zichtbaar, leidde dirigent De Groot hen door het ‘Weihnachtsoratorium’ heen met een grote lach op zijn gezicht.
BIJZONDER
Dat was natuurlijk de hele uitvoering uiteindelijk, maar een aantal zaken sprongen er uit. Binnen het orkest waren dit organist Bert Mooiman en contrabassiste Ving Lai Green die foutloos speelden en perfect de solisten begeleiden. Bij de tenoren stond dit jaar een vrouw in hun midden opgesteld, en zo te horen stond zij haar mannetje tussen de heren. De fagot ontbrak dit jaar binnen het orkest, maar zelfs ervaren muziekkenners viel dit aanvankelijk niet op. En tenslotte eindigde het ‘Weihnachtsoratorium’ dit jaar niet met het triomfantelijke ‘Nun seid ihr wohl gerochen’ uit het zesde deel, maar met het verstilde ‘Zwar ist solche Herzensstube’, waarmee ‘Wassenaar Vocaliter’ een gedragen einde bracht aan een muzikale middag uit voor jong en oud. De kinderen kregen dan ook een applaus van de koorleden voor hun aandacht en uithoudingsvermogen.